vrijdag 10 juli 2015

De rijdende, oh nee, proevende rechter


Auteursrecht op de geur van een parfum is mogelijk, zei de Hoge Raad in 2006 in de Lancome-zaak. Naar analogie van die uitspraak zei de Haagse kortgedingrechter begin 2015: “ja, auteursrecht op smaak is mogelijk”, om vervolgens een hap uit een stuk Heksenkaas en een stuk Magic Cheese te nemen. “Ja, lijkt op elkaar, u krijgt toestemming om beslag te leggen op bewijs bij de maker van Magic Cheese”.

De kortgedingrechter in Gelderland die een half jaar later – juni 2015 - moest oordelen of Witte Wievenkaas inbreuk maakte op het auteursrecht op de smaak van Heksenkaas, had helemaal geen zin om te proeven, niet om te kijken of het creatief genoeg was voor auteursrecht en ook niet om te kijken of het op elkaar leek. Als je niet kan omschrijven wat er zo bijzonder is aan heksenkaas, dan heb je gewoon onvoldoende argumenten aangevoerd. En “niet te beschrijven” is geen argument.

Móet de rechter proeven? Vast staat in elk geval dat hij het mág, zoals de Hoge Raad in 2014 oordeelde. Dat opent dan wel de weg naar oncontroleerbare vonnissen: als de máker van de (in dit geval) kaas al niet kan omschrijven wat er zo bijzonder aan is, kan de rechter dat al helemaal niet. Dan staat er “niet te beschrijven” in de dagvaarding en “niet te beschrijven” in het vonnis. En zie daar als “inbreukmaker” in hoger beroep dan maar een speld tussen te krijgen.

mr. Jan Smolders
Dohmen Advocaten - Van idee tot product, wij spreken uw taal en kennen uw recht


Geen opmerkingen:

Een reactie posten